Op 23 januari gaf Guusje ter Horst, minister van Binnenlandse zaken, een tussenstand over haar ambitieuze diversiteitbeleid. Het schiet volgens haar nog niet echt op. Honderd dagen na de maatschappelijke verkenning stelde de toen kersverse minister dat in 2011 vijftig van de achthonderd hoogste managementplaatsen bij het rijk bezet moesten zijn door allochtonen en een kwart van alle topposities zou vervuld moeten zijn door vrouwen. Zij wilde dit met quota’s af dwingen en beginnen bij de managementfuncties, want volgens haar zou de rest dan wel vanzelf komen. Tot slot was het haar wens om de stageplaatsen bij het rijk fifty – fifty te verdelen over mannen en vrouwen en over autochtonen en allochtonen. Statements die aantoonden dat een divers personeelsbeleid de komende vier jaar één van haar grootste prioriteiten zou worden. In dezelfde week waarin deze plannen kenbaar maakte, werd zij toen geïnterviewd over een meer slagvaardige overheid. Ik vroeg mij af toen of deze wensen samen gerealiseerd worden?
Volgens Van Dale betekent diversiteit ‘verscheidenheid’ en hierbij gaat het om het verschil, het anders zijn, anders dan de gebruikelijke norm in de directe omgeving en dat is heel breed. Divers in geslacht (m/v), ras (allochtoon/autochtoon), leeftijd (jong/oud), geloofsovertuiging, seksuele voorkeur, ouder met kind(eren)/volwassene zonder kinderen et cetera. Zo was het dertig jaar geleden not done (ja, zelfs bij wet geregeld) als vrouw met kinderen te werken. Met de tijden veranderen wensen, eisen en uitgangspunten en in het verlengde daarvan de normen. Zo stijgt het aantal vrouwen dat wil deelnemen aan het arbeidsproces en wordt de groep werkzame gekleurde ‘medelanders’ steeds groter. Er komt steeds meer verscheidenheid of diversiteit in alle aspecten én vooral ook in cultureel opzicht en om te zorgen dat niemand zich ‘buitengesloten’ voelt, vind ik het goed dat Guusje positief gaat discrimineren.
Aan een aantal voorwaarden voor succes is voldaan. De sponsor voor het beleid is een vrouw en er wordt gewerkt met streefcijfers. Verder start Guusje bij het management, onderaan beginnen is een te lange weg. Tot slot is de timing goed, want in het licht van de vergrijzing en de ontgroening, is op termijn iedere medewerker hard nodig. Zo voorspelt managementdenker Ben Tiggelaar dat veel organisaties ‘opeens’ blij zullen zijn met een allochtone oudere vrouw die in deeltijd wil werken. Wel is het zo dat als ik plannen lees om glazen plafonds voor vrouwen weg te nemen en om allerlei muren voor allochtonen te slechten, er vaak een heel zacht stemmetje in mij zegt: ‘laat ze dit lekker zelf doen’.
Ik onderschrijf dus grotendeels de gedachte van het plan. Maar toch wordt er te veel uit de heup geschoten. Zo zou eerder en gerichter investeren in scholing de entree op de arbeidsmarkt verbeteren, dit in plaats van aan het eind van de pijplijn doorvoeren van dwingende quota’s en zo. Als Biza en OCI dan ook nog samen een masterplan opstellen voor integratie op vele gebieden, de voordelen van een pluriform Nederland breed communiceren en ook de randvoorwaarden voor dit beleid scheppen, dan zal de arbeidsmarkt de rest doen. Dus een slagvaardige overheid met vogels van verschillende pluimages en uit verschillende windstreken, die hen laat zingen zoals ze gebekt zijn. In die volgorde.